In mijn nieuwsbrief mijn nieuwsbrief van april jl. heb ik aandacht besteed aan de vraag of de regeling van de Nederlandse fiscale eenheid in bepaalde situaties in strijd is met de vrijheid van vestiging van het Europese Verdrag. Dit naar aanleiding van vragen die Hof Amsterdam heeft gesteld aan het Europese Hof van Justitie, waarover de Advocaat-Generaal (A-G) bij het Europese Hof van Justitie eind februari advies heeft uitgebracht. Op 12 juni jl. heeft het Europese Hof zelf haar oordeel haar buiten gebracht.
Volgens het EU Hof is de Nederlandse fiscale eenheids-regeling in strijd met het EU-recht. Enerzijds omdat een Nederlandse moedervennootschap geen FE kan vormen met haar Nederlandse kleindochters, als de tussenhoudster niet in Nederland is gevestigd en in Nederland niet over een vaste inrichting beschikt, terwijl dat wel mogelijk is als de tussenhoudster in Nederland is gevestigd. Ook is de regeling in strijd met het EU-recht omdat Nederlandse zustervennootschappen geen FE kunnen vormen als hun gezamenlijke moedervennootschap niet in Nederland is gevestigd of daar over een vaste inrichting beschikt, terwijl dat wel mogelijk is voor een Nederlandse moedervennootschap met Nederlandse dochters.
Deze uitspraak maakt dat in de volgende situaties een fiscale eenheid vanaf nu mogelijk is (zolang er geen wettelijke reparatie komt):
- een fiscale eenheid tussen een Nederlandse moedermaatschappij en een Nederlandse kleindochtermaatschappij met één of meerdere buitenlandse tussenhoudsters, gevestigd in een of meerdere EU lidstaten, en
- een fiscale eenheid tussen twee zustermaatschappijen met een buitenlandse moedermaatschappij gevestigd in een EU lidstaat.
Bron: Hof van Justitie