Er is een nieuwe circulaire verschenen in België over de fiscale gevolgen van het pensioen van in België woonachtige directeur grootaandeelhouders (Dga’s) bij hun Nederlandse B.V. Waar gaat het ook al weer over?
Vanaf 1 juli 2017 is het voor Dga’s niet meer mogelijk bij hun eigen Nederlandse B.V. pensioen op te bouwen. De Dga’s hebben m.b.t. het tot op dat moment reeds opgebouwde pensioen de volgende keuze gehad:
- Afkopen, met daarbij een korting op de belastbare grondslag van 34,5 % in 2017, 25 % in 2018 en 19,5 % in 2019. Na 2019 is een voordelige afkoop niet meer mogelijk.
- Omzetten in een oudedagsverplichting (ODV). Na 2019 is omzetting in een ODV niet meer mogelijk. De Dga kan deze ODV gebruiken voor de aankoop van een externe lijfrente, zo niet dan wordt de ODV vanaf pensioenleeftijd in 20 termijnen door de B.V. uitgekeerd.
- Bevriezen: het bestaande pensioenkapitaal blijft ongewijzigd op de balans van de eigen B.V. staan.
Voor in Nederland woonachtige Dga’s zijn de fiscale gevolgen van meet af aan duidelijk geweest. Voor Dga’s die in het buitenland wonen, waaronder in België, echter niet. In december 2017 heeft de Belgische Federale Overheidsdienst Financiën een eerste circulaire gepubliceerd, waarin een aantal van haar standpunten zijn vermeld. Deze standpunten zijn -nog steeds- discutabel en bovendien zijn in deze eerste circulaire niet alle vragen aan bod gekomen. Wel heeft deze circulaire duidelijk gemaakt dat, volgens de Belgische overheid althans, de afkoopkorting belast kan worden in België. En daarmee was/is voor in België woonachtige Dga’s afkoop van hun pensioen een aanzienlijk minder aantrekkelijke optie dan voor Dga’s die in Nederland wonen en volledig van het fiscale voordeel over de afkoopkorting kunnen profiteren. In de eerste circulaire wordt gesteld dat de behandeling van de afkoop van het pensioen naar Belgisch recht afhangt van de vraag, of de verkrijger op het moment van afkoop nog als bestuurder of zaakvoerder werkzaam is bij de B.V. waar het pensioenkapitaal is opgebouwd. Zo ja, dan wordt de afkoopwaarde gezien als een bezoldiging van een bedrijfsleider, die belastbaar is tegen het progressieve tarief. Zo nee, dan vormt de afkoopwaarde voor hem een zogenoemd “gratis kapitaal”, dat belastbaar is als pensioen dat betrekking heeft op een beroepswerkzaamheid. Een dergelijk gratis kapitaal wordt in beginsel belast tegen een afzonderlijke aanslagvoet van 16,5%. In andere omstandigheden wordt de betaling of toekenning van gratis kapitaal progressief belast. In de tweede circulaire wordt deze zienswijze bevestigd.
In de circulaire van 2017 is niet ingegaan op de fiscale gevolgen van de omzetting in een oudedagsverplichting, de tweede hierboven genoemde optie. Hierdoor is lang onduidelijk gebleven of België over de omzettingswaarde zou willen heffen. Volgens deze circulaire zou hier later op teruggekomen worden. Dat is nu gebeurd in de tweede circulaire. Volgens deze tweede circulaire heeft een dergelijke omzetting geen verdragsrechtelijke gevolgen. Voor de fiscale gevolgen in België wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds de variant dat de Dga de ODV omzet in een (externe) lijfrente en anderzijds de variant dat de ODV niet wordt omgezet en de B.V. de ODV gaat uitkeren. Indien de ODV wordt omgezet in een lijfrente is de redenering dat de Dga over de rechten heeft beschikt, zodat dezelfde gevolgen als in geval van afkoop van toepassing zijn. België verleent hiervoor geen vrijstelling, omdat dit ‘inkomen’ in Nederland niet effectief is belast. De latere lijfrente-uitkeringen zijn in België belastbaar, tenzij deze uitkeringen hoger zijn dan € 25.000. Op grond van het belastingverdrag tussen Nederland en België, mag Nederland in dat geval heffen en België zal een vrijstelling verlenen. Als een Dga de ODV niet omzet en uitkeringen krijgt uit de ODV, dan kwalificeren deze uitkeringen als pensioenuitkeringen in België en zijn deze in België belast. Tenzij de Dga op dat moment nog als bestuurder/zaakvoerder werkzaam is, in welk geval de uitkeringen progressief belast zijn.